Column: Ode aan de pont

Dinsdag 18 april 2017
Ons zoontje van vier jaar is groot fan van een tochtje met de pont tussen Middelaar en Cuijk. Het liefst met de fiets, want als de trossen los gaan heeft hij mijn permissie om uit de bakfiets te klimmen. Steevast zoekt hij dan een plekje op het bankje onder de stuurhut. In de zomer omdat het metaal vaak warm is van de zon én omdat veel voetgangers daar even gaan zitten en wel houden van een praatje met een klein jochie. Ik kijk naar hem en geniet. Meestal geniet ik van ons tochtje met de fiets over de pont. Met de kop in de wind of lekker met mijn gezicht in de zon, kijken naar de glinstering van het water. Vaak heb ik een kort gesprek met medepassagiers want om de een of andere reden is mijn bakfiets snel onderwerp van gesprek. Nee, hij heeft geen trapondersteuning, want hij stamt uit 2008 en toen was dat nog net niet ingeburgerd. En ja, dan moet ik dadelijk flink trappen, vanaf de pont omhoog. Maar als ik geluk heb, moedigt zoontje Jan mij met verve aan.
Natuurlijk is het pontje niet louter romantisch.

Soms ergeren we ons. Als we moeten wachten omdat grote vrachtschepen voorrang hebben. Of wanneer we graag snel aan de overkant willen zijn, maar de pontmannen veel tijd nodig hebben om alle euro's te innen. Trouwens: sommige pontmannen zijn het zonnetje in huis, maar andere zijn ronduit nors en korzelig. Gestrest zijn ze echter nooit, hoe vol die pont ook staat. Wat mij weer doet denken aan de discussie die ik ooit had met een Amsterdamse kroegbaas. Volgens hem hoorde een echte Amsterdamse barman een 'bepaalde mate van nukkigheid' te hebben. Een combinatie van stressbestendigheid en onverstoorbaarheid, zonder arrogant te zijn. Maar goed, dat terzijde. Ik heb in ieder geval ontdekt dat je gezamenlijk ergeren, ook een band schept.

Kortom: dat nostalgische pontje is meer dan een efficiënte verbinding tussen twee dorpen. Het verbindt de Poort naar Limburg met het Land van Cuijk. En het zorgt voor een paar minuten vakantiegevoel en sociale contacten. Hulde aan de pont!

Geschreven door Esther Horsten